Een oefening in leven Pablo Lamberti over filosofie als een way of life
‘Als je je lessen niet hebt geleerd om ze in praktijk te brengen, waar heb je ze dan wel voor geleerd?’ schreef Epictetus, de tot slaafgemaakte en later ontvoogde Griekse stoïcijnse filosoof over filosofie als een ambacht, als een manier van leven.
De laatste jaren is er een opleving in de interesse voor de oude stoïcijnen, met hun grote nadruk op de eigen verantwoordelijkheid (ook voor de eigen gemoedstoestand), en wijsheid, moed, matiging en rechtvaardigheid, van een podcast met Mark Tuitert en artikelen in Flow en Filosofie Magazine tot clipjes van bitcoinboys op Spotlight.
Dit komt wellicht, aldus schrijver en filosoof Pablo Lamberti (1985), door de zingevingscrisis die het begin van de eenentwintigste eeuw kenmerkt, een gevolg van de polycrisis die steeds duidelijker wordt: oorlogen, en de dreigende inzet van kernwapens; klimaatineenstorting, en oogstproblematiek, overstromingen en branden; en de opkomst van het populisme als vals antwoord op een woningtekort, groeiende ongelijkheid en vluchtelingenstromen.
Voor deze zingevingsproblematiek zijn volgens Lamberti verschillende benaderingen denkbaar. Een daarvan is een beter begrip van de werking van de menselijke geest en een aanpassing van onze levensfilosofie. Volgens hem kunnen we, met gepaste zorgvuldigheid, een deel van het stoïcijnse gedachtegoed revitaliseren. Dat is meer dan een gedachtegoed, het is een levenswijze. Een levenswijze die een nadruk legt op deugden, deugden die de beoefenaar verbindt met de wereld om hem heen en deze er niet van afschermt, of boven plaatst, zoals - mijn woorden - veel hedendaagse alfamannetjes die stoïcijnse aforismen aanhalen, losgetrokken uit hun context en tijd.
Want we kunnen niet zo een, twee, drie de wereld van de oude stoïcijnen op de onze leggen: Marcus Aurelius, de retorisch geschoolde stoïcijn, bijvoorbeeld, verloor negen van zijn veertien kinderen - een heel andere realiteit dan de onze en hem wellicht anders tot zijn kinderen deed verhouden dan ouders nu.
Lamberti’s boek, Een oefening in leven, is een hedendaagse benadering van de stoïcijnse filosofie als een ambacht, een wijze van ‘zielsvorming’. Dit betreft een verhoogd zelfinzicht, een hoger kosmisch bewustzijn. De schrijver geeft voorbeelden van mentale en fysieke oefeningen uit het werk van de oude stoïcijnen, van luisteren als een vorm van filosoferen, tot hardlopen en observaties over de gymnasia en worstelen. Lamberti blijft dicht op de teksten van de oude stoïcijnen, verkent hun waarde voor onze tijd weloverwogen en met een gepaste kritische en ook enthousiasmerende blik:
Lichamelijke training maakt het tegelijk ook mogelijk dat de ziel wordt gesterkt. Zo train je de ziel in moed door geduldige ontberingen te leren doorstaan, en in zelfbeheersing door allerlei verleidingen het hoofd te bieden. Volgens Musonius [een andere stoïcijn, PH] gaat al het goede immers noodzakelijk gepaard met gedisciplineerde training, en daarom is het voor hem onvoorstelbaar om filosofie te studeren zonder je te oefenen in zelfbeheersing. Filosofie leert de mens namelijk om boven genot en hebzucht te staan, soberheid te bewonderen en elke vorm van buitensporigheid te mijden. De ziel zal leren dat het schijnbaar goede niet evident goed is, en het schijnbaar kwade niet evident kwaad. Zo wordt het mogelijk om een onderscheid te maken in het teken van het deugdzame leven. Daarbij hoeft het schijnbaar kwade niet langer vermeden te worden, en het schijnbaar goede niet langer nagejaagd. Op deze manier leert de filosofie de gewone mens beheerst en waardig te leven.
Op dat ‘genot’ na kan ik me hier helemaal in vinden. En de parallel met het schijnbaar kwade en de zondebokpolitiek van het Kabinet Wilders is inderdaad snel getrokken.
En dank voor alle nieuwe inschrijvingen! Tien procent groei in één maand. Dat zijn dropshipperpercentages, hoor.
Het archief Thomas Heerma van Voss over het literaire tijdschrift en de dood van een vader
Onlangs verscheen Het archief, van Thomas Heerma van Voss (1984), een roman over een literair tijdschrift en de dood van een vader. Heerma van Voss schreef eerder de geweldig twee novelles Onzichtbare boeken en Verdwenen boeken, over de uitgeefwereld en persoonlijk verdriet. Het archief voltooit voor mij een drieluik van geweldig getroffen boeken van de literaire scène en de binnenwereld van een schrijver.
Hoofdpersoon Pierre twijfelt geen moment als hem gevraagd wordt redacteur te worden bij Arabesk, een tijdschrift met een rijke geschiedenis. Vol enthousiasme begint hij aan deze nieuwe uitdaging.
De jonge dichter, die zijn geld verdient met het corrigeren (en herschrijven) van scripties, komt uit een gezin waarin veel gelezen wordt. Zijn vader beleefde de gloriedagen van het geschreven woord als hoofdredacteur van een roemrucht opinieblad. Terwijl Pierre groeit in zijn rol, dalen de abonneecijfers: wie leest er nog literaire tijdschriften? Soms lijkt alleen zijn vader de waarde van het blad nog te begrijpen. Maar die trekt zich steeds verder terug in zijn werkkamer.
En dan komt op een dag een omineus bericht: zijn vader is ziek.
Het archief doet denken aan De geschiedenis van mijn seksualiteit van Tobi Lakmaker: geestige beschrijvingen van een subcultuur, waar op driekwart van het verhaal ineens een persoonlijk drama binnenvaart, maar waar dat boek spottend grappig is, is dit boek milder, ironischer. Het archief brengt verslag uit van twee verdwijnende instituten in het leven van de verteller: het literaire tijdschrift en de vader, in zekere zin het heden en het verleden van de verteller. Wat betekent dat voor zijn toekomst?
Voor alles is deze roman een prachtige vastlegging, een monument van liefde.
Toen ik rond de brugklas begon met lezen, toen veel van de namen die ik al eens uit mijn vaders mond had horen komen verantwoordelijk bleken voor kleurrijke verhalen, verscheen hij af en toe uit zijn privépakhuis met een nicotinegele roman die hij me trots overhandigde. Of hij reikte een artikel aan dat hij al zeker drie verhuizingen met zich had meegesleept. ‘Hier, over die dichter naar wie je laatst vroeg. Dit was veertig jaar geleden een prachtig stuk en dat is het nu nog steeds. Van welk mens kan je zoiets zeggen?’
Meer nog dan al het andere leerde mijn vader me dit: dingen waren niet zomaar voorbij. Gebeurtenissen vielen na te zoeken, lieten zich tot op het uur nauwkeurig reconstrueren. Mensen, ja, die konden zomaar verdwijnen, zonder dat iemand het zag aankomen of kon verklaren, maar spullen en woorden bleven bestaan.
Lees ook deze goede recensie van Jarl van der Ploeg in de Volkskrant: ‘Een ode aan gepruts in de marge.’
Alles op tafel Mariëtte Hamer nodigde me uit voor haar podcast over seksueel grensoverschrijdend gedrag
‘Ben jij een corpsbal???!!! Toen ben ik de rest van de werkgroep nooit meer serieus genomen.’ Zo begin afgelopen zomer op de sociëteit van het Utrechts Studentencorps het gesprek over studenten en grensoverschrijdend gedrag.
Op uitnodiging van regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag Mariëtte Hamer ging ik samen met haar in gesprek met bestuurders van toen en nu uit verschillende studentensteden over de highs en de lows van het verenigingsleven: wat is er veranderd? Wat zong je toen heel hard mee en zou je nu je strot niet meer uit krijgen? Omdat het niet meer “kan” of omdat je het niet meer wilt? Welke rol speelt seksisme eigenlijk in het verenigingsleven?
En welke rol spelen de media, die vooral aandacht lijken te hebben voor de dingen die misgaan en minder voor alle positieve initiatieven gericht op een veilig en vrij studentenleven?
Als ik maar de baas ben Mijn NRC-column over de Rutte-documentaire op Videoland (of, nou ja…)
Vorige week verscheen een documentaire over Mark Rutte, waarin de voormalig minister-president gevolgd wordt tijdens de laatste negentig dagen van zijn premierschap. Ik wilde het eerste deel van het tweeluik aanzetten maar moest ineens denken aan Robbert Dijkgraaf, Ernst Kuipers, en toen aan Gunay Uslu, Christianne van der Wal en Franc Weerwind. Alle vijf gaven zij in 2022 een prestigieuze of goedbetaalde positie op om minister of staatssecretaris te worden in het kabinet Rutte IV: Dijkgraaf was de directeur van het Institute for Advanced Study in Princeton en hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, Kuipers vervulde de rol van bestuursvoorzitter van het Erasmus MC in Rotterdam, Uslu bekleedde een directiefunctie bij vliegvakantiebedrijf Corendon, Van der Wal was zowel wethouder in Harderwijk als gedeputeerde in Gelderland en Weerwind droeg de burgemeestersketting van Almere.
De tips
Als je maar één stuk leest dit weekend, laat het dan dit NRC-opiniestuk zijn van bijzonder hoogleraar recht en politiek in de internationale betrekkingen aan de Rijksuniversiteit Groningen John Morijn: Dit kabinet is een kabinet-Wilders en de democratische rechtsstaat loopt gevaar: Wilders kopieert Orbán en wil het parlement buitenspel zetten.
Klaus-Michael Kuehne, geboren in 1937, is de rijkste man van Duitsland. Hij heeft meer geld dan Ken Griffin, MacKenzie Scott of François Pinault. Vraag hem alleen niet hoe hij zo rijk is geworden. David de Jong, de auteur van Nazimiljardairs, met een artikel in Vanity Fair. (Whoop, whoop!)
Ex-commando’s bestormen de bestsellerlijsten met boeken over persoonlijk leiderschap en stressmanagement. Hun boodschap spreekt niet alleen jonge mannen met conservatieve ideeën over mannelijkheid aan. Waarom nemen Nederlandse lezers ineens zo graag fysiek én mentaal advies aan van (oud-)militairen? Een luisterverhaal van de Volkskrant van Lena Bril.
Leerlingen leren beter als ze een goede relatie hebben met hun leraar, en patiënten krijgen betere zorg als ze een connectie hebben met hun arts. Verbinding maken met een ander is in veel beroepen cruciaal. Maar het werk dat daarvoor nodig is, staat zwaar onder druk. De onvergelijkbare Lynn Berger op de Corrspondent.
Lang leken progressieve politici verlamd door de retoriek van radicaal-rechts. Maar de omslag lijkt aanstaande. Niet alleen in de VS, ook in Europa begint links de waarheid terug te veroveren. Marijn Kruk in de Groene, met een vervolg op zijn boek over de populistische revolute in de politiek.
Iets kijken? Kijk dan High Fidelity, de serie, met Zoe Kravitz. Een grappige, ontroerende remake van de film met John Cusack over een platenzaak in Chicago in de jaren nul (waarin Kravitz’ moeder een rol speelde), of, beter gezegd: de serie naar het boek van Nick Hornby, over een platenzaak in Londen in de jaren negentig, geupdate naar het New York van nu.
En ik stond met dit gedicht in het Hollands Maandblad van augustus en september, ‘De man die elf dagen dood was’:
Het gedicht van de maand…
… is dit keer ‘Verwijt’, van Ester Naomi Perquin.
Lijden kent veel vormen, verlies komt in vele variaties. Bijvoorbeeld het onvermijdelijke afscheid van onze ouders. Ons erop voorbereiden helpt niets. Want hoe betreden en verkennen we een leegte die er nog niet is? Als de man met de zeis langskomt, begint het pas: de eerste verjaardag zonder onze vader of moeder (of allebei), die nieuwe baan of dat nieuwe huis, de geboorte van een kind. En dat zijn dan de gelukzalige, bijzondere momenten. Er zijn uiteraard ook nog momenten van verdriet, van die vele variaties van verlies. En dat alles zonder onze ouders. Om met ons te zingen, te lachen of te huilen. Om ons te troosten. Om ons te zien.
Zeker als we niet geloven in een hemel of een hel of in reïncarnatie, als we er dus vanuit gaan dat met het verscheiden van het lichaam van onze ouders ook hun bewustzijn is verdwenen (wat niet betekent dat onze ouders niet in ons en in onze herinneringen voortleven) - en dat er niemand meer naar ons kijkt. We gaan ietwat verweesd door deze wereld. Andere mensen, mensen die wel geloven dat ‘er meer is tussen hemel/ en aarde’, zoals de dichter Ester Naomi Perquin opschrijft, kunnen hun ouders wel terugzien in een vlinder, een regenboog, de naam van een schip. Opmerkelijk genoeg, kunnen we het onze ouders kwalijk nemen, die atheïstische afwezigheid. Het verlies blijft voelbaar. Ja, er wordt op dagelijkse basis een omgang mee gevonden, maar het is ook zo dat het soms, ineens, weer opspeelt; op zo’n verjaardag of bij die nieuwe baan, of juist uit het niets, als we bij het stoplicht staan te wachten en onze gedachten ineens bij onze ouders zijn – die niets meer van zich laten horen. Dit gedicht, geschreven in een wrange, geestige toon, is volgens mij behulpzaam omdat het dit erkent. Het is herkenbaar en werkt ontnuchterend en troostend. Wij zijn niet de enige wezen die er zijn.
Goed, dat was ‘m weer. Stuur deze nieuwsbrief vooral daar aan iemand van wie je denkt dat die dat kan waarderen. Dankjewel. En tot de volgende!